Naaldbinding: kerststerren maken

ster-onderzetters1

Deze kerststerren zijn heel eenvoudig èn snel te maken, dus dat kan nog net voor de Kerst! Hieronder volgt de werkbeschrijving. Kom je er niet uit, of heb je vragen, dan kun je mailen naar ilonka@vezel.org

Naaldbinding, techniek en tips

Bij naaldbinding wordt gewerkt met een (lange) draad en een naald. Oorspronkelijk was dit een houten naald, maar je kunt ook een grote borduurnaald of tapijtnaald hiervoor gebruiken, zonder punt.

In het algemeen wordt wol gebruikt. Het grote voordeel hiervan is dat je dan gemakkelijk een nieuwe draad kunt aanhechten. Dit wordt bij de werkbeschrijving uitgelegd. Verder kun je kiezen voor getwijnde of ongetwijnde wol.

Ongetwijnde wol laat zich makkelijker vilten. Dit kan handig zijn als je iets stevigs wilt maken. Ook wordt de structuur dan zichtbaarder.

Neem een niet al te lange draad, mijn ervaring is dat de draad niet langer moet zijn dan maximaal 1,5 meter. Als je langer neemt, gaat de draad als een kluwentje op elkaar zitten vanwege de wrijving van de wol.

Voor deze kerststerren heb ik eigen gesponnen wollen draad gebruikt.

Foto 1. De kerststerren worden gemaakt met een enkele festonsteek (of Deense steek) gemaakt, zie figuur 1b. Maak een lus of een knoop aan het ene uiteinde van de draad. Zelf werk ik van links naar rechts, maar andersom kan natuurlijk ook. In dit geval komt de werkdraad er rechtsboven uit.

Foto 2. Steek de naald in de lus, zoals te zien is op de foto’s. De naald komt boven de werkdraad uit.

Foto 3. Maak vervolgens 6 (feston)steken op deze manier, dus steek de naald telkens in de knooplus, en laat de naald boven de draad uit komen. Hier is te zien hoe de steken eruit zien.

Foto 4. Als je 6 steken hebt gemaakt, trek je het eind van de draad aan (net zoals de ‘magic loop’  bij haakwerk) en maak je de begin- en eindsteek aan elkaar door de naald door de lussen te halen (zie ook de tekening van foto 1b). De steek die je dan hebt, is ook gelijk de eerste steek van de nieuwe, ‘echte’ toer. Haal hier een draadje of markeerder door, zodat je weet wat het begin van de toer is, en zet deze na elke toer weer in de eerste steek. Maak in deze eerste steek nog een steek, door de naald in de lus te steken, en te werken alsof je een ‘ gewone’  festonsteek maakt. Ga dan verder zoals hieronder beschreven:

1e (echte) toer: in elke (onderliggende) steek (lus) 2 steken.

2e toer: in eerste steek 1 steek, in de volgende steek 3 steken

3e toer: 1 steek in eerste en tweede steek, in de derde 3 steken.

En zo schuift dit telkens verder op, net als bij haken in het rond.

Foto 5. Hier is te zien hoe je het werk vasthoudt. Er zijn verschillende manieren, je kunt hierover meer informatie vinden op de website van Bernhard Dankbar. Probeer te ontdekken welke manier jou het beste bevalt.

Foto 6. Als je een nieuwe draad moet aanhechten, doe je dat als volgt: als de werkdraad bijna op is, pluis je het uiteinde een beetje los. Doe dit ook met het begin van de nieuwe draad. Leg dit op elkaar, maak het met wat speeksel nat, en wrijf het tussen de vingers aan elkaar. Even laten drogen, en je kunt weer verder! Werk je niet met wol (of hou je niet van bovenstaande methode) dan kun je de draden door middel van een platte knoop (zie afbeelding) aan elkaar hechten.

Foto 7. Als je werk de gewenste grootte bereikt heeft, hecht je de draad af. Steek de draad door een lus en trek aan. Vervolgens werk je de draad aan de achterkant weg.

Je kunt het nu steviger maken door het te vilten in (bijvoorbeeld) de wasmachine, bij de rest van de was. Trek de ster na het wassen in de gewenste vorm en laat het drogen. Klaar!  Ik wens iedereen hele fijne en ontspannende feestdagen toe!