Interview met textielkunstenaar en docent Mathilde Jongbloed
Door Suzanne Scholten
Mathilde Jongbloed is een echte maakster die met haar handen vanuit het ruwe materiaal iets nieuws laat ontstaan. Met oude ambachtelijke technieken bewerkt ze materialen uit haar directe omgeving. Ze heeft een passie voor het maken van draad en stof uit ruwe vezels. Textielwerk begint voor haar bijna altijd vanuit de basis, vezels en draad.
Ze haalt grondstoffen uit haar tuin en haar omgeving. Waarom zou je het ver zoeken of inkopen, als er mooie en goede kwaliteit materialen dichtbij voorhanden zijn?
Ik vind het niet nodig om dingen van ver weg te halen als het in je buurt aanwezig is. Dat is ook mijn basis. Ik ben sowieso geïnteresseerd om vanaf het begin het textiel te laten ontstaan.

Lokale schapenwol
Het liefst werkt Mathilde met echte ruwe schapenwol. De wol waar Mathilde mee werkt, komt uit haar directe omgeving. Ze woont buiten op het platteland in Drenthe. Op hun eigen erf hielden ze vroeger in samenwerking met de buurman twee schapen. Maar door de intensiviteit van het schapenhouden, de beperkte ruimte en het vertrek van de buurman kwam daar een einde aan. Sindsdien richt ze zich voor schapenvachten op haar omgeving, waar particulieren met een stuk grond vaak schapen houden om het gras kort te houden.
Het gebeurt me vaak dat ik aan het fietsen of wandelen ben en dat ik dan iemand zie scheren of dat iemand bij de schapen staat en dan spreek ik ze even aan en dan is het van ‘Wil je vacht? Oh wat leuk!‘.
Vaak zijn schapenhouders blij als Mathilde de vachten wil ophalen, omdat ze anders als afval verdwijnen. Mensen weten inmiddels dat Mathilde spint en daarom krijgt ze ook regelmatig wol aangeboden. Vroeger waren het vooral vachten van Texelaars en Zwarte bles schapen, maar tegenwoordig houden hobbyisten ook graag andere rassen, zoals het Drents heideschaap, de Wallischer Schwartznase en Shetland schapen. Daardoor is de wol vaak heel verschillend van textuur, kleur en kwaliteit. Mathilde vindt dat die kwaliteit wel is veranderd:
De kwaliteit van de wol is in de loop der jaren wel slechter geworden, vind ik. Toen ik begon met spinnen was de wol waardevol dus er werd ook op geselecteerd. Een schaap met niet zo goede kwaliteit wol, daar werd niet mee gefokt. Maar nu is wol een afvalproduct, dus er wordt niet meer naar gekeken en meer naar het uiterlijk en het karakter van het schaap.
Als voorbeeld noemt ze het Ouessantschaap, dat door zijn kleine handzame formaat gemakkelijk te houden is. Behalve de kwaliteit van de wol, is ook de kleur belangrijk:
Ik val altijd op kleur. Oh dat schaap, die heeft een mooi kleurtje! Dus als ik dan de eigenaar erbij zie of als ik weet van wie het is, dan spreek ik ze aan. Dat lichtbruine vind ik vaak zo mooi, die zie je niet zo heel veel.
Andere soorten vezels
Naast wol werkt Mathilde ook met andere soorten vezels uit haar omgeving, zoals brandnetel, boombast, vlas, synthetische vezels en krantenpapier.
Wat kan ik nou vanuit mijn eigen erf halen? Dus brandnetel heb ik al uitgeprobeerd en een vorige keer heb ik meegedaan aan een vierkante meter vlas van Crafts Council.
Bij ons in de straat staan wat lindebomen en daar vallen weleens wat takken uit of die blijven liggen van het snoeien en daar rijden dan auto’s overheen en dan zie je dat daar ook heel veel vezels in zitten. Het schijnt dat je ook wel van lindebast draden kunt maken, dus dat probeer ik dan wel eens. Maar dat is gewoon leuk om het te proberen.
Soms krijgt ze ook materialen en probeert ze iets nieuws om te kijken hoe het spint. Zo heeft ze ook Lisdodde getest, maar dat bleek lastig omdat de vezels, zoals bij veel planten, vaak korrelig zijn en gemakkelijk breken. Wel kun je grassen en planten gemakkelijk verwerken in weefsel door het mee te weven.
Vanuit interesse onderzoekt Mathilde verschillende plantenvezels, maar het liefste werkt ze toch met ruwe schapenwol. Vanwege de zachtheid, puurheid, het natuurlijke en omdat het een eigen karakter heeft.
Schapenvacht verwerken
De eerste 20 jaar werkte Mathilde nog zonder kaardborstels. Dat kan ook goed als de wol een fijne kwaliteit heeft. Als de wol grover is of al deels vervilt in de vacht, dan is het handiger de wol eerst te kaarden en kammen.
Een erg vieze vacht kun je eerst spoelen met water of eenvoudig in het water laten staan om het vuil eruit te weken. Als je het eerst helemaal gaat wassen, haalt dat vaak de structuur uit de vacht. Ook het spinnen en vilten gaat makkelijker als je de wol niet wast of alleen in water weekt, omdat de wol dan een beetje vettig en daardoor soepel blijft.
Mathilde legt haar werkwijze uit:
De vacht komt bij mij binnen, die leg ik eerst helemaal uit. Dan haal ik de echt vieze delen eruit en die gaan op de composthoop of direct al ergens in de grond. Dan gaat de vacht op voorraad of ik probeer een klein stukje uit om te kijken hoe deze wol spint.
Ik ga niet eerst de wol wassen. En kaarden, dat doe ik alleen als de wol heel erg bevuild is of om een andere reden niet meer netjes georganiseerd ligt.
Mijn vachten gaan vuil op voorraad, ik doe ze in een sloop of bind ze in een oud hoeslaken. En ik heb er de ruimte voor om het op te slaan. Ik heb wel een keer een hele vacht in één keer gereinigd maar dat is heel zwaar werk. Ik pak gewoon plukjes uit de vacht en als ik denk oh dat is vies, dan reinig ik dat.

De juiste draad
Hoe kies je de juiste draad? Een gladde, dunne draad of grof met hobbels en bobbels, de keuze voor een draad hangt af van het werkstuk waar het in komt, vertelt Mathilde:
Voor een ondergrond kies ik meestal een rustige dunne draad, die moet als achtergrond werken. De dingen die eruit moeten springen of er onderaan hangen, dat mogen dan wat andere draden zijn.
Meestal heb ik de draad al in mijn hoofd en dan ga ik naar mijn wolzolder en zoek ik daar de juiste vachten en de juiste kleur erbij. En dan spin ik het werk vanuit de vacht.
Maar ze spint ook wel zonder te weten waar ze de draad voor wil gebruiken:
Soms spin je voor een werkstuk en soms spin je ook gewoon omdat je hoofd tot rust moet komen. En dan ga je dus op de automaat en dan wordt het in dit geval wel eens een steeds dunner draadje. Een echte draad waar je heel bewust ín de draad wilt vormgeven, dat is veel vermoeiender, dan moet je echt heel bewust met je spinnen bezig zijn.
Ook de kwaliteit van de vacht bepaalt wat voor soort draad ze maakt, een fijne wol nodigt uit tot het maken van dun garen en een ruwe vacht is meer geschikt voor een dikke grove draad:
Als je bijvoorbeeld een Drents heideschaap hebt, die is wat ruw en er zit haar in. Vaak ook kemp, dat zijn die kleine draadjes die er een beetje uitspringen. Dat vraagt gewoon om een stevige dikke draad vind ik dan.
Verschillende soorten garens
Mathilde heeft veel op voorraad, zowel zelf gesponnen als gekregen en ook wel gekochte garens. Voor het lesgeven gebruikt ze vaak ingekochte garens, omdat cursisten het prettig vinden om dezelfde dikte en soort draad te kunnen gebruiken als in het ontwerp. Voor haar eigen werk gebruikt ze ook veel restjes wol en veel verschillende soorten draden.
Ik heb heel veel voorraad, ook andere garens, deels gekocht en heel veel gekregen. Ik ben ook echt een freeform breier en dan wil je er ook wel eens allerlei gekke draadjes er bij in hebben, dus als er een voordeelbak staat bij een wolwinkel dan kan ik daar niet aan voorbij lopen. Elk los bolletje kan ik gewoon goed gebruiken. Dus er is veel voorraad.
En soms hergebruikt ze draden ook als dat beter uitkomt:
Je kunt het nooit helemaal van tevoren plannen hoe iets gaat worden. En als ik denk het past toch niet bij mijn werkstuk, dan gaat het gewoon op voorraad. Dan komt het een andere keer wel weer uit de kast.

Spinnen en twijnen
Het verwerken van ruwe schapenwol geeft Mathilde een gevoel van controle over het materiaal. De wol gaat centimeter voor centimeter door haar vingers, waardoor ze ook vanzelf een persoonlijke binding met de wol krijgt.
Als je een draad koopt, die heeft iemand anders gemaakt en iemand anders gekleurd. Het is een beetje als bij een klein kind, zelf doen. Volgens mijn moeder zei ik altijd ‘zelf doen, zelf doen’, nou dat is het gevoel bij wol. Als een klein kind dat blij is, want het heeft het zelf gedaan. Zo’n draad heeft voor mij veel meer waarde dan een draad die je in de winkel koopt. Als je een bolletje wol in de winkel haalt, dat duurt veel langer voor je daar een emotionele binding mee hebt. Met wol en met een draad heb ik eigenlijk wel direct een emotionele binding.
Het liefste spint Mathilde garens op het spinnewiel. De handtol is handig om mee te nemen, maar vraagt vaak wel iets meer organisatie wil je er dun garen mee spinnen. Het resultaat hangt niet alleen af van het gewicht van je spintol, maar ook van hoe de wol klaarligt, met de vezels in dezelfde richting en zonder vuiltjes en strootjes in de vacht. Dan is het eerst kaarden of kammen van de wol wel handig.

Garen twijnen doe je door 2 draden rechtsom te spinnen en ze in tegengestelde richting in elkaar te draaien. Het levert sterkere garens op en het geeft mogelijkheden om variaties te maken, zoals draad met verschillende dikte, structuur en kleuren.
Ook het twijnen doet Mathilde bij voorkeur op het spinnewiel. Je kunt garen ook met de hand of met een spintol twijnen, maar dat is iets lastiger. Het is vooral geschikt om kleine stukjes met de hand te doen of met een ronddraaiend apparaat, zoals een mixer of boormachine. Er zijn ook speciale apparaatjes voor te verkrijgen.
Het twijnen kan in principe ook op de spintol, maar nadeel is dat je eigenlijk maar 1 hand tot je beschikking hebt. Je moet de boel een beetje vasthouden ook. Met het spinnewiel zorgen je voeten wel dat het wiel doordraait en dan heb je twee handen tot je beschikking om je draad te manipuleren.
Er zijn verschillende twijntechnieken, zoals Navajo plying. Navajo plying, lijkt op vingerhaken met hele lange lussen, die laat je dan met elkaar twijnen. Dan krijg je een draad die eigenlijk bestaat uit drie draden. Kettinghaken noemen ze het ook wel.

Van inspiratie tot wandkleed
Voor Mathilde is inspiratie overal te vinden en ze werkt ook vaak met een thema:
Inspiratie kan uit van alles komen, wat het bij mij heel vaak wel is, ik zit in enkele textielgroepen en dan werken we met een thema. Dat is vaak wel een aanleiding voor mij, dus het thema van de groep.
Eigenlijk probeer ik altijd eerst mijn verhaal te maken, wat wil ik er nou mee vertellen? Wat is mijn verhaal in dit werkstuk? En dan begint het ontwerpen. En dat hangt ook af van in welke techniek ik het ga doen, want als je bijvoorbeeld weeft, dan moet je het echt helemaal uitdenken en het ontwerp klaarmaken en uitvergroten. Bij freeform breien maak ik een globale schets en dan begin ik. En dan zie ik wel hoe ik verder ga. Het is verschillend vanuit welke techniek ik wil gaan werken.
Voor het weven maakt ze bijna altijd tekeningen en ontwerpschetsen, bijvoorbeeld met lijnen, vierkanten en cirkels. Maar ook noteert ze welke soort garens en kleuren ze wil gaan gebruiken. En soms begint ze gewoon met bepaalde draden en ontwikkelt het werk zich in het maakproces. In dat proces gaat niet altijd alles volgens plan, maar dat hoeft ook niet vertelt Mathilde:
Soms ontdek je bij toeval iets wat beter is dan wat in je hoofd zat, dan moet je dat gaan gebruiken. En blijven openstaan voor dat het anders kan worden.

Technieken en materialen
Voor een nieuw werkstuk legt Mathilde de materialen die ze wil gaan gebruiken van tevoren klaar en heeft ze het idee globaal in haar hoofd:
Waar ik nu mee ga beginnen, dat wordt een weefwerkstuk met een rustig gedeelte en een soort waterval waar allemaal mooie draden in komen. Er liggen al een aantal draden klaar en ik heb een enorme bult met allerlei andere draden liggen, met wat ik echt mooie draden vind. Maar hoe het nou precies in het werkstuk gaat komen, dat zie ik dan tijdens het weven. Waar die waterval met mooie draden moet komen, daar heb ik wel een globaal beeld van, maar wat waar komt dat weet ik nog niet precies, dat zie ik dan tijdens het weven.
Net als een schilder stel ik mijn palet samen. Dat palet zijn allemaal verschillende soorten draden. Het is het mooiste als het klaarligt als je begint te weven, maar het blijkt soms ook dat je zegt, hé hier moet een andere draad, en dat is het leuke, dat je alles thuis hebt liggen en dan klim ik weer achter het spinnewielen en dan wordt er weer een andere draad bij gemaakt.
Mathilde bewerkt materialen liefst zoveel mogelijk zelf. Het beheersen van verschillende technieken geeft haar de mogelijkheid het materiaal naar haar hand te zetten:
Ik ben wel een beetje een techniekfreak, ik vind het gewoon leuk om dat spinnen te beheersen, dat je die draad kunt maken die je wilt hebben.
En als er toch iets mis gaat, is dat niet erg:
Als er met breien een steek valt, dan kijk ik eerst is het mooi? Want soms kan een steek laten vallen juist een verrijking zijn voor je werkstuk.
Voor een nieuw werkstuk combineert Mathilde verschillende natuurlijke en synthetische materialen. Die tegenstelling versterkt de gevoelswaarde van het materiaal:
Ik ben nu met een weefsel bezig dat bestaat uit twee lagen. Een laag met een mooie zachte wol structuur, maar daarachter komt een laag met acrylgarens, videobanden en sinaasappelnetjes en dergelijke. Het gaat om de gevoelswaarde.

Wol verven
Mathilde verft ook zelf haar wol. Ze verft met natuurlijke pigmenten, maar ook wel met synthetische verf. Welke verf ze gebruikt hangt af van het soort werkstuk.
Ook de natuurlijke verfstoffen haalt ze uit haar eigen omgeving. Zo heeft ze verschillende verfplanten in de tuin staan, waaronder ook een veldje wede voor de kleur blauw.
Meestal verft Mathilde de ruwe wol, want mocht het anders uitvallen, dan hoef je niet het garen opnieuw te spinnen. En als je de ruwe wol verft, dan dekt de kleur niet overal gelijk, waardoor je een mooi gemêleerde kleur krijgt.
Delen van kennis en ervaring
Met haar passie voor textiel en haar achtergrond als docent geeft Mathilde verschillende workshops, lezingen en cursussen over textiele ambachten, zoals spinnen, weven, breien, haken en vilten. Haar jarenlange kennis en ervaring deelt Mathilde graag met anderen:
Ik denk dat ik in hart en nieren docent ben. Zodra ik zelf iets ontdek in mijn werk, dan denk ik bijna automatisch hoe kan ik dat aan anderen mensen overbrengen? Dan denk ik oh wat leuk! Hoe zou ik dat in een les kunnen gebruiken?
Bij dat lesgeven denkt ze geregeld terug aan de vrouw die haar leerde spinnen. Om het ambacht door te geven en niet verloren te laten gaan:
Zie je, we geven het nog steeds door. Ik ervaar zelf zoveel plezier in het maken, dat wil ik ook graag doorgeven. Wat voor een goede tijd je ermee kunt hebben, we moeten niet meer in nuttigheid denken, want dit is commercieel gezien niet nuttig, maar voor jezelf en voor je geestelijk welzijn kan het zo nuttig zijn om het te doen. Dat vind ik belangrijk om mensen in mee te krijgen. Het voelt gewoon heel goed als ik daar mee bezig ben en dat wil ik graag aan andere mensen overbrengen.
Dat doet ze bijvoorbeeld in de workshop Beeldweven, waarin je leert een decoratief wandkleed te maken met verschillende weeftechnieken. Of met Freeform breien, een vorm van improviserend breien, waarbij je basistechnieken als minderen, meerderen en verschillende breisteken leert
breien op de rondbreinaald.
Freeform breien is niet zomaar wat in het wilde weg breien, maar de vorm van het breiwerk bewust beïnvloeden en versterken:
Freeform breien moet je dan zien als een taal. Hoe meer techniek je beheerst, hoe meer taal je tot je beschikking krijgt. Dus hoe beter je je kunt uitdrukken in je werkstuk.
Tentoonstellingen
Wil je werk van Mathilde bekijken? Dat kan! Deze zomer is haar werk van 19 juli t/m 17 augustus te zien bij Textielinstituut Hawar tijdens de Open Stal Kunstroute in Oldeberkoop en van 4 tot 20 september in een expositie van het textiel collectief Textielkunst Nu in de Kunst & Cultuur Kleine Kerk in Steenwijk.
Over Mathilde Jongbloed
Mathilde Jongbloed heeft veel ervaring en kennis van verschillende ambachtelijke textiele technieken, zoals spinnen, weven, breien, haken en meer. Voor Vezel Magazine schrijft ze regelmatig over haar ervaringen met textiel.
Mathilde is opgeleid als docent tekenen en handvaardigheid (1985). Haar workshops en cursussen kun je onder meer volgen bij Textielinstituut Hawar, Handwerkcafé Zwolle en in haar atelier of op locatie. Ze geeft zowel individueel als in groepsverband les, voor beginners en gevorderden.
Meer informatie op Blogspot Mathilde Jongbloed
Volg Mathilde via Facebook en Instagram
Workshopinformatie Mathilde Jongbloed bij Hawar:
Beeldweven
Wolcursus
Draden tweedaagse
Fotografie: Mathilde Jongbloed
Lees hier meer artikelen over Nederlandse schapenwol

Prachtig artikel over al jouw bezigheden en uitgebreide kennis!
Ik lees dat je ook wel cursussen geeft op locatie of bij jouw in het atelier.
Met hoeveel personen is dat mogelijk en wat zijn de kosten van bijv. die met een rondbreinaald?
Misschien iets voor geïnteresseerden in Veeningen e.o. in het dorpshuis?
Groetjes.
Dag Geesje,
Dank voor je reactie op het interview met Mathilde Jongbloed.
Je vraag kun je het beste mailen naar Mathilde, haar e-mailadres staat onder vaste medewerkers op de contactpagina: https://www.vezel.org/contact/
Groet,
Suzanne