In Vezel zie ik veel bijzondere en mooie, kleurrijke werkstukken voorbij komen in verschillende materialen, maar zoals de naam van het magazine aangeeft: altijd met een vezel. Dat was ook mijn idee voor ik aan dit project begon. Niet het wiel nogmaals uitvinden, maar een oud ambacht toepassen dat niet verloren mag gaan.
Door Ineke de Jong
Tijdens de zomervakantie bezochten wij een Chateau in Frankrijk waar prachtig geweven linnen wandkleden hingen van soms wel 6 meter breed. Hoe dan? Ik las een boek dat speelde in de 18e eeuw én ik herinnerde mij mijn inmiddels overleden oude oom en tante, die een boerderij in Twente hadden met een prachtig oud kabinet in de ‘zondagse kamer’ die vol lag met linnengoed. In de 19e eeuw gemaakt van zelf verbouwd vlas.
Het maakte mijn interesse in vroegere textiel (tijden) steeds groter. Wij staan daar eigenlijk te weinig bij stil. Het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend, het dragen en gebruiken van textiel. Van zaadje tot een lapje stof. Hoe gaaf zou dat zijn. Al was het maar een héél klein lapje linnen. Dat werd mijn nieuwe project.
Dat dit mij meer dan een jaar zou ‘bezighouden’ had ik toen nog niet voorzien. Het zaaien van vlas moet namelijk in het voorjaar gebeuren en het was dus niet het juiste seizoen toen ik erover nadacht. Omdat ik niet heel veel geduld heb, heeft dit project mijn geduld behoorlijk op de proef gesteld. Tijdens de wintermaanden heb ik mij veel ingelezen in het verwerken van vlas. Iets wat ik misschien beter niet had kunnen doen want het ene artikel zei dít en het andere dát. Om tóch met mijn project bezig te kunnen zijn in de winter heb ik vlaszaad besteld en op marktplaats gezocht naar bruikbare gereedschappen, o.a. een weefgetouw(tje), een vlaskam en een spinnenwiel. Ook maakte ik zelf een spintol. Misschien een beetje te voorbarig maarja, ik moest en zou van mijzelf dit project tot een goed einde brengen.
In het voorjaar, zul je nét zien, was ik door omstandigheden lang van huis zodat mijn zoon, die tijdelijk in ons huis verbleef, voor mij het vlas heeft gezaaid in april. Ik had gezorgd voor lege moestuinbakken en bij terugkomst in mei stond er al aardig wat vlas boven de grond. Een paar weken later begon het vlas te bloeien. Een prachtig gezicht, al die paarse bloemetjes.
Het was enorm schrikken toen in juli na een hevige wind en regenbui het vlas helemaal plat lag. Als dat maar weer goed komt, dacht ik teleurgesteld. Maar vlas is blijkbaar enorm soepel en sterk want de volgende dag stond het alweer vrolijk overeind.
Op de 100ste dag, het vlas begon al van onderen te verkleuren, heb ik een gedeelte geoogst. Het oogstmoment was voor mij best lastig. Wanneer is het goede moment? Dus ik oogstte daarna op verschillende momenten.
In de zon laten drogen en daarna door de vlaskam geslagen (repelen) zodat de zaadbolletjes eraf werden getrokken, daarna laten ‘roten’ had ik gelezen. Het roten zorgt ervoor dat de vezel los raakt van de kern (rotten). Met de vezel ga je uiteindelijk spinnen, de kernen worden harde strootjes die verwijderd moeten worden. Hoe lang dat roten duurt is afhankelijk van het weer. Je kunt het vlas laten roten door het in water te leggen óf plat liggend in de ochtenddauw, zoals de boeren dat vroeger deden. Ik legde het plat op de moestuinbakken en keek het even aan. Van ochtenddauw was in augustus volgens mij nog niet echt sprake, maar na een paar goede regenbuien leek mij het vlas goed genoeg geroot. Het momént van roten is het allerbelangrijkste. Te kort laten de vezels niet goed los van de kern en root je te lang dan is alles verrot.
Na het roten heb ik het vlas te drogen gelegd en daarna de stengeltjes gebroken met mijn handen en met een hamer. Vroeger deden ze dat met een vlasbraker die ik op marktplaats helaas niet heb kunnen vinden. Zwaar werk maarja… ik had een doel… en dat wilde ik halen. Na het braken haalde ik het vlas weer door de vlaskam (hekelen) en dat was haast nóg zwaarder. Het vlas heb ik daarna nog ‘gezwingeld’. Met een houten spatel langs het vlas ‘geschraapt’ zodat kleine strootjes loslieten. Met het zweet in m’n nek heb ik daarna nogmaals de ijzeren pinnen van de vlaskam en de kaardborstels ter hand genomen en het eind van het liedje was dat ik een stukje vlas over had van zo’n 8 cm.
Pfff, dat had ik mij zo anders voorgesteld… Misschien had ik het vlas wel te kort geroot. Dus een paar bossen vlas heb ik daarna in een oud baby-badje gelegd en de volgende dag leek het vlas de vezel sneller ‘los’ te laten. Na drogen wéér aan de slag gegaan. Heel veel en heel zwaar werk. Uiteindelijk had ik een paar bosjes schoon vlas van gemiddeld zo’n 20 cm en daar ben ik mee gaan spinnen. Ik heb gesponnen met het spinnewiel en een gedeelte met de zelfgemaakte spintol. Als ik een geoefende spinster zou zijn geweest was het garen waarschijnlijk veel dunner geworden maar ik was best blij met het resultaat. Ik was trots op mijn gemaakte garen. Daarna heb ik op het weefraam een lapje geweven van zo’n 10 x 14 cm, afgewerkt en gewassen. Ook maakte ik een kommetje van het vlas.
Half september: mijn vlasproject was gelukt!!
Het vlas dat ik veel later geoogst heb, wil ik in een wandkleed verwerken, samen met het koord dat van al het vlasafval gedraaid kan worden, want veel afval geeft het wel. Juist het dikteverschil in het garen lijkt mij leuk om iets mee te maken. Wat ik met dat stukje stof doe? Niet zoveel. Misschien lijst ik het in, samen met wat vlasbloemetjes en zaaddozen als herinnering aan het leuke project. Een ervaring rijker en héél veel respect voor onze (verre) voorouders die linnen maakten met de hand. Wij moeten hen dankbaar zijn voor de kennis en kunde van vroeger en de ambachten niet verloren laten gaan.
Of ik volgend jaar weer een vlasproject doe? Nee, dat denk ik niet, maar ik las laatst dat de katoenplant tijdens een goede zomer ook wel in Nederland wil groeien…
Alle foto’s van het vlasproject zijn van Ineke de Jong.